Skip to main content

Een warmtepomp verbruikt stroom. Soms te veel stroom. Wanneer weet je of een warmtepomp teveel stroom verbruikt? En wat kan de oorzaak zijn?

Wat is het normale stroomverbruik van een warmtepomp?

Het verbruik van een warmtepomp hangt af van verschillende factoren. Denk aan het vermogen van de warmtepomp en het vermogen wat de warmtepomp moet leveren. Bij een lucht/water-warmtepomp is de buitentemperatuur ook een belangrijke factor. Bij hogere buitentemperaturen draait een warmtepomp steeds zuiniger. Terwijl rond het vriespunt en daaronder het apparaat flink meer vermogen nodig heeft.

Uitgaande van een doorsnee lucht/water-warmtepomp (8,5 kW) in een gemiddelde woning (180 m2 vloeroppervlakte) ligt het verbruik voor verwarmen rond de 2.800-2.900 kWh op jaarbasis (Duitse praktijkcijfers van 2024). Verzorgt de warmtepomp ook het tapwater, dan komt daar gemiddeld 1.000-1.200 kWh bij op.

Wat als mijn warmtepomp veel meer stroom verbruikt?

Geen situatie is gelijk. Er kunnen logische verklaringen zijn waarom uw warmtepomp meer stroom verbruikt dan gemiddeld. Bijvoorbeeld omdat u werkt met radiatoren en de aanvoertemperatuur al snel boven de 40 graden ligt. Dan is het stroomverbruik gemiddeld 500-1000 kWh hoger in vergelijking met vloerverwarming. Ook kan het tapwaterverbruik veel hoger liggen, omdat de huishouding uit meerdere personen bestaat en/of er langer/vaker gedoucht wordt.

Maar mijn situatie wijkt niet veel af, toch vermoed ik een te hoog stroomverbruik

Twijfelt u of het stroomverbruik te hoog is? Dan zou het heel goed kunnen dat uw installatie niet goed is aangelegd of afgesteld. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Een aantal oorzaken die tot een verhoogd verbruik leiden op een rij:

1. Te krappe aanvoerleidingen

Een warmtepompinstallatie vraagt een veel hogere flow (water per minuut door het systeem) dan bij een CV-ketel. Hoe dikker de leidingen, hoe beter. Een warmtepomp in een doorsnee woning heeft al snel een aanvoerleiding nodig van 28 millimeter staal/koper of 32 millimeter kunststof. Bij te krappe leidingen kan de warmtepomp, ondanks dat de woning wel warmte vraagt, zijn warmte niet snel genoeg kwijt met als gevolg dat hij gaat pendelen (steeds aan en uit schakelen). Dit verhoogt het stroomverbruik.

2. Parallel buffervat

Veel installateurs passen standaard een parallel buffervat toe. Dit is vaak niet efficiënt. De warmtepomp gaat dan eerst de buffer verwarmen waarna de installatie de warmte uit het buffer haalt. Als deze stromen niet goed op elkaar zijn afgestemd, kan er onbalans ontstaan. Een parallel buffer is bijna nooit nodig. Behalve als er kans is dat bijna alle groepen dicht gaan en de warmtepomp zijn warmte niet kwijt kan. Veel na-regeling is echter sowieso niet aan te raden in een warmtepompinstallatie. Een seriële buffer in de retour kan wel van toegevoegde waarde zijn om installatie stabieler te houden tijdens een defrost (ontdooicyclus van de verdamper).

3. Te veel vernauwingen/bochten

Installaties met veel vernauwingen of haakse bochten krijgen teveel weerstand, waardoor de benodigde flow niet wordt gehaald. Vooral bij kunststof geven de koppelingen een behoorlijke vernauwing. Maar ook veel kniekoppelingen of andere ‘appendages’ kunnen vernauwingen veroorzaken. De warmtepomp moet daardoor gedwongen op hogere temperaturen werken. Dit verhoogt het stroom verbruik.

4. Verdeler met pomp

Veel vloerverwarmingsverdelers hebben een pomp. Dit zijn mengverdelers die retourwater mengen. Dit betekent een hogere aanvoertemperatuur nodig. Als de warmtepomp daar niet op is afgestemd, kan dit problemen geven met het warm krijgen van de woning en/of leiden tot een niet efficiënte installatie. Sowieso zijn hogere aanvoertemperaturen niet gewenst qua efficiëntie.

5. Slecht ingeregelde installatie

Waterzijdig inregelen is heel belangrijk bij een warmtepompinstallatie. Daarmee krijgen alle groepen en/of radiatoren voldoende water. Het komt vaak voor dat er onbalans is in het systeem. Bepaalde vertrekken worden dan niet goed warm. De warmtepomp gaat vaker aan en uit en draait daardoor minder efficiënt.

Klik hier voor meer informatie over waterzijdig inregelen.

6. Te weinig afgiftevermogen

Vooral in bestaande bouw is de grootte van de radiatoren afgestemd op hoge temperaturen. Vooral vanaf de jaren ’90 werden radiatoren steeds kleiner uitgevoerd. Grote radiatoren waren lelijk en vanwege isolatie konden radiatoren kleiner. Ook de slangen van de vloerverwarming werden toen nog als bijverwarming aangelegd, op 15-20 centimeter. Warmtepompen werken het beste en het meest efficiënt op lage temperaturen. Alleen daarmee is het afgiftevermogen van dezelfde radiatoren een stuk kleiner. Dit gaat in de praktijk nog vaak fout. Radiatoren bijhangen of boosten met ventilatoren kan dan helpen.

7. Te krap bemeten of juist overbemeten warmtepomp

Een warmtepomp kan overmeten zijn (niet efficiënt en veel pendelen) maar ook te krap bemeten zijn. Het opgegeven vermogen wordt vaak weergegeven bij +7 graden buitentemperatuur. Maar warmtepompen kunnen meestal een lager vermogen geven bij lagere temperaturen. Er blijft dan bijvoorbeeld bij een 7 kW warmtepomp nog maar 5 kilowatt van het vermogen over. Daardoor moet een elektrisch back-up element noodgedwongen bijspringen. Een elektrisch element neemt veel stroom. Van bijna alle warmtepompen zijn datasheets beschikbaar. Wij kunnen u daar bij helpen. Ook kunnen we voor u berekenen hoeveel vermogen er nodig zou zijn in uw situatie.

8. Matige defrost-technologie

De verdamper van een warmtepomp moet bij lagere buitentemperaturen regelmatig ontdooien (defrosten). Vooral bij vochtig weer bevriest de verdamper snel. 1x in het uur een ontdooicyclus is dan heel normaal. De warmtepomp schakelt dan uit, haalt wat warmte uit de woning, en ontdooit daarmee de verdamper. In die tijd kan de warmtepomp geen warmte aan de woning leveren. Ook duurt het even voor de aanvoertemperatuur weer op het gewenste niveau ligt. In die periode heeft een warmtepomp vaak een groot deel, of al zijn beschikbare vermogen nodig. Bij lagere temperaturen dan -4 is de lucht vaak weer droger en hoeft de verdamper minder snel ontdooit te worden. Een te  krap bemeten warmtepomp kan dan rond het vriespunt de woning al niet warm krijgen en moet noodgedwongen het back-up element extra bijschakelen. Maar er zitten ook grote verschillen in de defrost-technologie van de warmtepompen. De ene warmtepomp geeft bij dezelfde omstandigheden veel meer defrosts dan de andere.

9. Back-up heater die te laat/niet bijschakelt

In het verlengde van het defrosten is de back-up heater een belangrijk onderdeel. Om de aanvoertemperatuur weer sneller op peil te krijgen is het gangbaar dat de back-up heater even meehelpt. Daarmee krijgt de warmtepomp meer vermogen beschikbaar om de woning op temperatuur te houden. Er komen ook situaties voor waarbij de back-up heater juist te snel bijschakelt.

10. Verkeerde stooklijn warmtepomp

Een warmtepomp heeft meestal een stooklijn op basis van de buitentemperatuur. Daarmee wordt bepaald welke aanvoertemperatuur de warmtepomp moet leveren. Een stooklijn is bij elke situatie weer anders. Een verkeerde stooklijn (vaak met te hoge temperaturen) kan ten koste gaan van de efficiëntie van de warmtepomp. Er zijn omstandigheden dat een stooklijn bijgesteld moet worden. Bijvoorbeeld bij koude wind of hoge luchtvochtigheid (andere gevoelstemperatuur).

Zoekt u hulp?

Hebt u problemen met uw warmtepompinstallatie, of oriënteert u zich op de aanschaf van een warmtepomp en wilt u gedegen advies? Neem dan contact op met de CVtuner.

Klik hier voor meer informatie over warmtepompen.

 


×