Help, mijn huis wordt niet warm bij koud weer! Dit komt best vaak voor bij warmtepompinstallaties. Niet zelden door kennisgebrek van de installateur. Want er is nog veel onkunde op het gebied van de warmtepomptechniek. Verkeerde keuzes bij de dimensionering of installatie leiden tot problemen. Hieronder een aantal oorzaken waarom een warmtepomp het huis niet warm kan krijgen.
1. Te krappe aanvoerleidingen
Een warmtepompinstallatie vraagt een veel hogere flow (water per minuut door het systeem) dan bij een CV-ketel. Hoe dikker de leidingen, hoe beter. Een warmtepomp in een doorsnee woning heeft al snel een aanvoerleiding nodig van 28 millimeter staal/koper of 32 millimeter kunststof. Bij te krappe leidingen kan de warmtepomp, ondanks dat de woning wel warmte vraagt, zijn warmte niet snel genoeg kwijt met als gevolg dat hij gaat pendelen (steeds aan en uit schakelen).

2. Parallel buffervat
Veel installateurs passen standaard een parallel buffervat toe. Dit is vaak niet efficiënt. De warmtepomp gaat dan eerst de buffer verwarmen waarna de installatie de warmte uit het buffer haalt. Als deze stromen niet goed op elkaar zijn afgestemd, kan er onbalans ontstaan. Een parallel buffer is bijna nooit nodig. Behalve als er kans is dat bijna alle groepen dicht gaan en de warmtepomp zijn warmte niet kwijt kan. Veel naregeling is echter sowieso niet aan te raden in een warmtepompinstallatie. Een seriële buffer in de retour kan wel van toegevoegde waarde zijn om installatie stabieler te houden tijdens een defrost (ontdooicyclus van de verdamper).
3. Te veel vernauwingen/bochten
Installaties met veel vernauwingen of haakse bochten krijgen teveel weerstand, waardoor de benodigde flow niet wordt gehaald. Vooral bij kunststof geven de koppelingen een behoorlijke vernauwing. Maar ook veel kniekoppelingen of andere ‘appendages’ kunnen vernauwingen veroorzaken.

4. Verdeler met pomp
Veel vloerverwarmingsverdelers hebben een pomp. Dit zijn mengverdelers die retourwater mengen. Dit betekent een hogere aanvoertemperatuur nodig. Als de warmtepomp daar niet op is afgestemd, kan dit problemen geven met het warm krijgen van de woning en/of leiden tot een niet efficiënte installatie. Sowieso zijn hogere aanvoertemperaturen niet gewenst qua efficiëntie.
5. Slecht ingeregelde installatie
Waterzijdig inregelen is heel belangrijk bij een warmtepompinstallatie. Daarmee krijgen alle groepen en/of radiatoren voldoende water. Het komt vaak voor dat er onbalans is in het systeem. Bepaalde vertrekken worden dan niet goed warm. Klik hier voor meer informatie over waterzijdig inregelen.

6. Te weinig afgiftevermogen
Vooral in bestaande bouw is de grootte van de radiatoren afgestemd op hoge temperaturen. Vooral vanaf de jaren ’90 werden radiatoren steeds kleiner uitgevoerd. Grote radiatoren waren lelijk en vanwege isolatie konden radiatoren kleiner. Ook de slangen van de vloerverwarming werden toen nog als bijverwarming aangelegd, op 15-20 centimeter. Warmtepompen werken het beste op lage temperaturen. Alleen daarmee is het afgiftevermogen van dezelfde radiatoren een stuk kleiner. Dit gaat in de praktijk nog vaak fout. Radiatoren bijhangen of boosten met ventilatoren kan dan helpen.
7. Te krap bemeten warmtepomp
Een warmtepomp kan overmeten zijn (niet efficiënt en veel pendelen) maar ook te krap bemeten zijn. Het opgegeven vermogen wordt vaak weergegeven bij +7 graden buitentemperatuur. Maar warmtepompen kunnen meestal een lager vermogen geven bij lagere temperaturen. Er blijft dan bijvoorbeeld bij een 7 kW warmtepomp nog maar 5 kilowatt van het vermogen over. Van bijna alle warmtepompen zijn datasheets beschikbaar. Wij kunnen u daar bij helpen. Ook kunnen we voor u berekenen hoeveel vermogen er nodig zou zijn in uw situatie.

8. Matige defrost-technologie
De verdamper van een warmtepomp moet bij lagere buitentemperaturen regelmatig ontdooien (defrosten). Vooral bij vochtig weer bevriest de verdamper snel. 1x in het uur een ontdooicyclus is dan heel normaal. De warmtepomp schakelt dan uit, haalt wat warmte uit de woning, en ontdooit daarmee de verdamper. In die tijd kan de warmtepomp geen warmte aan de woning leveren. Ook duurt het even voor de aanvoertemperatuur weer op het gewenste niveau ligt. In die periode heeft een warmtepomp vaak een groot deel, of al zijn beschikbare vermogen nodig. Bij lagere temperaturen dan -4 is de lucht vaak weer droger en hoeft de verdamper minder snel ontdooit te worden. Een te krap bemeten warmtepomp kan dan rond het vriespunt de woning al niet warm krijgen. Maar er zitten grote verschillen in de defrost-technologie van de warmtepompen. De ene warmtepomp geeft bij dezelfde omstandigheden veel meer defrosts dan de andere.
9. Back-up heater die te laat/niet bijschakelt
In het verlengde van het defrosten is de back-up heater een belangrijk onderdeel. Om de aanvoertemperatuur weer sneller op peil te krijgen is het gangbaar dat de back-up heater even meehelpt. Daarmee krijgt de warmtepomp meer vermogen beschikbaar om de woning op temperatuur te houden.

10. Verkeerde stooklijn warmtepomp
Een warmtepomp heeft meestal een stooklijn op basis van de buitentemperatuur. Daarmee wordt bepaald welke aanvoertemperatuur de warmtepomp moet leveren. Een stooklijn is bij elke situatie weer anders. Een verkeerde stooklijn kan ten koste gaan van het comfort of van de efficiëntie van de warmtepomp. Er zijn omstandigheden dat een stooklijn bijgesteld moet worden. Bijvoorbeeld bij koude wind of hoge luchtvochtigheid (andere gevoelstemperatuur).
11. Warmtepomp schakelt uit
Bij koudere dagen is het verstandig om geen nachtverlaging toe te passen. Wanneer de warmtepomp ’s morgens weer moet opstarten, heeft hij extra vermogen nodig om weer zijn doeltemperatuur te halen. Daar zijn warmtepompen bij lagere buitentemperaturen niet op berekend. Een warmtepomp is heel goed in het warm houden van een woning. Niet om de woning snel op temperatuur te krijgen. Let ook op bij zoninstraling overdag. De thermostaat in de woonkamer kan dan de warmtepomp uitschakelen. Als er tegen de avond weer warmtevraag is, en de temperatuur daalt richting het vriespunt, dan kan het zomaar zijn dat de temperatuur in de woning terugzakt en de warmtepomp dit niet op tijd kan corrigeren naar de gewenste binnentemperatuur. De algehele stelregel is: pas onder de 7 graden buitentemperatuur geen nachtverlaging toe. Dit kan echter per woning verschillen en hangt af van de isolatie.

Te weinig isolatie is een slecht excuus!
We hebben het nog niet over isolatie gehad. Bewust. Want de isolatie van de woning heeft natuurlijk invloed op de benodigde energie die de warmtepomp moet leveren. Dus hoe meer isolatie, hoe minder vermogen de warmtepomp hoeft te leveren en hoe lager de aanvoertemperatuur ingesteld kan worden. Meer isolatie betekent dat de warmtepomp zuiniger kan draaien. Maar tekort aan isolatie mag nooit de reden zijn dat een warmtepomp de woning niet warm kan krijgen. Dan is de warmtepomp gewoon te klein bemeten en zijn er fouten gemaakt bij het dimensioneren!
Zoekt u hulp?
Hebt u problemen met uw warmtepompinstallatie, of oriënteert u zich op de aanschaf van een warmtepomp en wilt u gedegen advies? Neem dan contact op met de CVtuner.
Klik hier voor meer informatie over warmtepompen.